April / September 2019 - De krenten uit de pop / WoNoBloG

Het was een aantal jaren stil rond Point Quiet, maar gelukkig is de band terug met een rootsalbum dat nog een stuk beter is dan de twee al zo goede voorgangers

De Nederlandse band Point Quiet leek op haar vorige album Den Haag te hebben verruild voor de woestijn in Arizona. Het smaakte naar veel en veel meer, maar helaas was het de afgelopen jaren stil. Point Quiet keert nu terug en blijkt grote stappen te hebben gezet. Het geluid is nog wat verder uitgekleed, maar op hetzelfde moment voorzien van een heleboel fraaie accenten, de stem van Pascal Hallibert klinkt nog wat mooier en doorleefder en de songs van de band zijn nog wat beter en laten bovendien een meer eigen geluid horen. Er zijn maar weinig rootsbands die hieraan kunnen tippen en dat blijft zeker niet beperkt tot Nederland.

De Haagse muzikant Pascal Hallibert startte een jaar of 15 geleden een aantal bands, waarvan Templo Diez waarschijnlijk de bekendste is. Het was een periode waarin Den Haag de Americana met veel liefde omarmde en een klassieker als Lawnmower Mind van Smutfish werd geboren.

White Sands, een andere band van Pascal Hallibert, ging ook aan de haal met invloeden uit de Americana en evolueerde uiteindelijk in de band Point Quiet.

Deze band debuteerde in 2010 met een uitstekend titelloos debuut (dat mij destijds overigens ontging) en keerde iets meer dan vier jaar geleden terug met het nog veel betere Ways And Needs Of A Night Horse, dat me zeker niet ontging.

Net als het op dat moment net weer opgeleefde Smutfish vond Point Quiet haar belangrijkste inspiratie in de Americana, waarbij Point Quiet de focus richtte op de woestijnen in het Zuiden van de Verenigde Staten, waardoor het leek of we met een band uit Tucson, Arizona, te maken hadden. Ways And Needs Of A Night Horse riep volop associaties op met de muziek van met name Calexico en wist ook het niveau van deze band te halen.

De afgelopen jaren was het helaas stil rond Point Quiet, maar bijna uit het niets dook de band een maand geleden weer op met een gloednieuw album, dat ik deze week bij toeval tegen kwam. Walking In The Wild gaat verder waar Ways And Needs Of A Night Horse ruim vier jaar geleden ophield, maar laat ook horen dat de band rond Pascal Hallibert zich verder heeft ontwikkeld.

Ook Walking In The Wild past weer uitstekend in het hokje Americana. Zeker wanneer de trompetten aanzwellen laat de muziek van de Nederlandse band zich nog altijd vergelijken met een band als Calexico, maar het is een vergelijking die zeker niet voor het hele album op gaat.

Vergeleken met het vorige album klinkt Walking In The Wild nog wat intenser en doorleefder. In veel songs op het album, dat grote thema’s als verlies en liefde niet schuwt, speelt de band uiterst ingetogen en komt alles aan op de stem van Pascal Hallibert, die nog wat ruwer en doorleefder klinkt dan op het vorige album van Point Quiet.

Het is een stem die vrij makkelijk ontroert, waardoor de songs van Point Quiet zich makkelijk weten te onderscheiden in het enorme aanbod binnen de Amerikaanse rootsmuziek van het moment. Point Quiet houdt het op haar derde album betrekkelijk sober en simpel, maar de impact is er niet minder om. Integendeel. Walking In The Wild is een album dat je vrij makkelijk bij de strot grijpt, waarna je alleen maar meer kunt genieten van de subtiele, maar bijzonder trefzekere instrumentatie en de geweldige zang op het album.

Ondanks de vaak sobere instrumentatie is Walking In The Wild een gevarieerd album. Point Quiet legt in de instrumentatie steeds net wat andere accenten, onder andere van blazers, viool, dobro, pedal steel, keyboards en accordeon, en voegt bovendien hier en daar een vrouwenstem toe aan haar muziek, wat zorgt voor mooie verschillen in klankkleur.

Het levert een album op dat de betere bands binnen de Americana waarschijnlijk graag gemaakt zouden hebben, maar het is een Nederlandse band die het doet. Point Quiet stond bij de release van het vorige album nog wat in de schaduw van het grote Smutfish, maar laat zich met dit nieuwe album gelden als een van de smaakmakers in de Nederlandse (en internationale) rootsscene van het moment.

(Erwin Zijleman)